Koffietent-theorie

In West stikt het van de koffietentjes en er komen er steeds meer bij. En vanaf het moment dat ze open gaan, zitten ze meteen ramvol. Zijn we zo veel van koffie gaan houden, of is er meer aan de hand? De Westkrant vroeg zich dat al een tijdje af, en vond het antwoord in het laatste nummer van UvA-blad Folia. Daarin een interview met stadssocioloog Jan Rath die een onderzoekje had gedaan naar de koffietent. Ruim tachtig eindexamenkandidaten die een week lang sociologie mochten proefstuderen, stuurde hij op pad.

 

De opdracht: bestudeer het gedrag van koffiedrinkers om sociologische theorieën te toetsen aan de werkelijkheid. De eerste is die van third place. Zo noemen sociologen een plek tussen werk en thuis waar je elkaar ontmoet, een praatje maakt of een kaartje legt, de stamkroeg bijvoorbeeld. Zit wat in, maar koffietentbezoekers gedragen zich niet als in een stamkroeg, ontdekten de studenten in spe. Ze staren naar hun laptop, of bespreken iets met een vriend of vriendin maar bemoeien zich verder niet met de rest.

Maar wat koffiedrinkers ook niet doen, is elkaar volledig negeren, of de ruimte domineren door luidkeels te bellen. Civil inattention heet die theorie waarmee sociologen beschrijven als mensen zich in de openbare ruimte gedragen alsof ze alleen zijn. De proefstudenten ontdekten dat in een koffiebar bezoekers toch wel ruimte maken voor elkaar, maar oogcontact meden.

Jan Rath denkt dat zich nieuwe processen voltrekken in de koffietent en dat die een zogenaamde fourth place wordt, een plek waar de wifinomaden naartoe trekken om te werken met een goede internetverbinding. Een verschuiving van de maakindustrie waarbij mensen vastzitten aan een plek, naar creatief-cognitief werk, waarbij de grens tussen privé en werk is vervaagd, aldus Rath in Folia.

DeWestkrant