De Hugo de Grootkade is tot 5 oktober afgesloten voor verkeer. Een blauw tapijt en lampenkappen maken een echte huiskamersfeer in de straat. Gezellig? Dat vindt niet iedereen.
Gianfranco Franceschi beent over het blauwe hockeytapijt dat in zijn straat ligt. Hij woont aan de Hugo de Grootkade, die tot 5 oktober leefstraat is. De straat is vanaf de Nassaukade tot de Frederik Hendrikstraat afgesloten met rood-witte paaltjes. Er zijn twee zandbakken, een zelfgebouwde hottub en kinderen timmeren en zagen met oude vloerdelen een huisje. Gezellig, zou je denken. Maar Gianfranco is getergd. “Dit is dan wat het hoogtepunt moet zijn van Burendag. Er gebeurt helemaal niets.”
Op de spelende kinderen na, is er afgelopen zaterdag inderdaad weinig activiteit te bespeuren op de kade. Behalve voor zorgcentrum De Poort, halverwege de straat. Daar zitten bewoners van het zonnetje, een drankje en een stuk taart te genieten.
De leefstraat vindt zijn oorsprong België. Tijdens de zomermaanden waren straten in Gent gesloten voor autoverkeer. Meer ruimte voor de mensen en minder voor de auto’s, is de filosofie erachter. Mooi idee, vindt ook Gianfranco, maar waarom dan de leefstraat niet zoals in België houden in de zomer als er minder auto’s zijn in de stad, in plaats van in de herfst? De parkeerdruk in de buurt is al zo groot. Twee straten om de hoek zijn opgebroken en met de naar schatting zeventig parkeerplaatsen op de Hugo de Grootkade is het nog meer rondjes rijden in de buurt dan de laatste tijd al moest.
Het idee van de Leefstraat zou zijn dat het buurtbewoners nader tot elkaar zou brengen. Dat is volgens Gianfranco niet het geval. In zijn kleine appartement aan de kade laat hij op zijn computer de facebookgroep van de straat zien, waarin een bewoner de andere beschuldigt van azijnpissen. Die protesteert niet openlijk tegen de leefstraat omdat die, aldus Gianfranco ‘geen zin heeft in gezeik’. En zo zijn er meer mensen maar die durven niet, zo beweert hij.
Buiten monstert initiatiefnemer Paul Alders de spelende kinderen. Of hij weet dat niet iedereen blij is met de leefstraat. Hij antwoordt: “Je hebt in een straat altijd een meneer Aart.” Ik vraag wie hij bedoelt: “Daar staat hij”, gebaart Alders naar Gianfranco. Alders vindt, kortom, dat Gianfranco overdrijft. “Hij kan elf maanden zijn auto parkeren, de straat is nu even van ons.”
Met de blauwe tapijten heeft de straat wel iets weg van een woonkamer, in de avond gaan er lampenkappen over de lantarenpalen en langs de portieken hangen portretten van Hugo de Groot en de andere naamgevers van straten uit de buurt. Dat het stil lijkt, is maar schijn, want er staat van alles op het programma: een groot bring-your-own aanschuifdiner met bewoners van De Poort bijvoorbeeld, en een optreden van een harp-ensemble. En vanmorgen was de brandweer er nog, met een demonstratie voor de kinderen.
“Iedereen is vrij om mee te doen, om ook iets te organiseren. Gianfranco ook.“ Maar als je daar nou geen zin in hebt? Of vindt dat de ‘huiskamer’ in de straat wat minder omvangrijk of minder lang mag duren? Die bezwaren vindt Alders onterecht. Hij vindt het goed dat de auto eens niet de hoofdrol heeft in dit stukje stad. Bovendien, zo zegt Alders, is er draagvlak in de straat. Hij haalde naar zijn zeggen 200 à 300 handtekeningen op voor de Leefstraat.
“Bij mij zijn ze niet geweest”, zegt Gianfranco later. Bovendien gelooft hij niet dat al die handtekeningen komen van de mensen uit zijn straat, maar ook van elders. Maar, en dat is ook een van zijn punten: “Er wonen hier veel studenten, er is veel Airbnb. Die mensen kan het niet schelen, die tekenen gewoon.” Een tegenpetitie organiseren, zoals dit jaar gebeurde in Utrecht, daar had hij dit jaar geen tijd voor.
In Morgan en Mees, om de hoek, wacht een buurvrouw. Zij woont niet op de Hugo de Grootkade, maar een straat verderop. Ze wil niet met haar naam in dit stukje. “Ik wil nog wel door die straat kunnen lopen.” Wat haar stoort is dat voor het gerief van ‘een paar gezinnen’ een hele straat wordt afgezet. “Het argument is dat kinderen eindelijk op straat kunnen spelen. Maar het gaat echt maar om tien kinderen.”
Eén keer heeft ze een schoolklas in de straat zien spelen. “Als dat nou vaker gebeurde, dan zag ik er het nut er wel van in. Nu met dat mooie weer ziet het er wel gezellig uit, maar met die regen zag je er geen hond. Maar postbodes, pakketbezorgers en leveranciers, ze moeten allemaal omrijden.” Ook zonder auto voelt ze zich er nu niet welkom. “Het is ook mijn openbare ruimte.”
Mag er dan helemaal niemand komen? De organisatoren zijn in bezit van een sleutel van de palen die de straat afzetten. Zij bepalen wie naar niet naar binnen mag, en wie wel en dat zijn alleen de hulpdiensten. Gianfranco heeft onlangs nu net zo’n sleuteltje gekocht, om de palen uit de grond te halen. Zodat hij de moeder van zijn onderbuurvrouw kan binnenlaten die iedere ochtend haar kleinkinderen komt ophalen om op te passen.