Een vreemdeling zeker?

(foto: Martine de Vente)
Hoogstins2024

In de avondwinkel ben ik de enige klant. Naast mij is er nog een man binnen, maar hij is duidelijk een bekende van de eigenaar die alleen voor een praatje komt. Ze leunen aan weerszijden op de toonbank. Bijna op fluisterafstand staan ze, maar ze roepen naar elkaar alsof ze een drukke verkeersstraat moeten overstemmen. In een taal die ik niet versta, schallen ze de door de hele ruimte.

Ik voel me er niet ongemakkelijk bij, merk ik op. Best gek eigenlijk, want ik sta ook nog eens met mijn rug naar hen toe en herhaaldelijk schieten ze in een bulderende lach. Zo vreemd zou het niet zijn als ik me, bijvoorbeeld, bespot zou voelen. Of geïntimideerd. Maar ik ken deze winkel en zijn eigenaar al jaren, wij groeten elkaar op straat. Zijn taal is me, hoewel onbekend, vertrouwd. Net als allerlei andere exotische talen in de wijk. ‘In Amsterdam zijn zoveel nationaliteiten dat ze niet eens opvallen’, zeg ik weleens in gesprekken over vluchtelingen. ‘Direct geïntegreerd zeg maar.’

Als ik bij de kassa sta – de eigenaar is naadloos overgeschakeld op Nederlands – kondigt het deurbelletje een nieuwe klant aan. Er stapt een man met Afrikaans uiterlijk binnen, beetje verlopen type, in zijn hand een brandende sigaret. ‘Salam aleikum’, roept hij tegen niemand in het bijzonder. Hij sloft in onze richting en brabbelt verder in een taal die ik niet versta. Zijn rechterhand wappert naar een plek achter de eigenaar, van de linker stijgt onafgebroken de rookwalm op. De eigenaar en zijn vriend groeten terug, maar het gaat niet van harte. Ik zie hoe ze onbewust hun rug rechten. Dan wisselen ze een blik en komt de vriend in actie. Gedecideerd pakt hij de Afrikaan bij de arm en duwt hem richting uitgang.

‘Kennen jullie hem?’ vraag ik de eigenaar. Hij haalt zijn schouders op. ‘Nee, geen idee. Hij wil koffie. Komt sinds deze week elke avond binnenlopen en vraagt om koffie.’ Hij lacht. ‘Misschien is het een vluchteling?’ opper ik. ‘Weet ik niet’, antwoordt hij. ‘Maar ik kan niet koffie uitdelen, toch?’ Zijn vriend sluit met een klap de deur achter de ongewenste vreemdeling. ‘Niet aan beginnen, hoor’, zegt hij op besliste toon. ‘Het is hier geen Afrika.’