Bella Storia is een iconisch restaurant in de Bentinckstraat. Patricia’s buurjongen komt er al van kinds af aan. Voor hem is het meer dan een steengoede trattoria: het is zijn toekomst.
Bella Storia in de Staatsliedenbuurt is een van mijn favoriete buurtrestaurants. In normale tijden gaat het terras open bij de eerste sliert zon en stroomt dat rap vol. Net een vakantie in eigen land: obers met bravoure die druk gebarend af en aan lopen en smijten met Italiaanse volzinnen. Het eten is er zó goed – van de fettucine met kreeft en de gegrilde ribeye tot de ravioli met citroen – dat je je in een Zuid-Italiaans dorp waant. De liefde voor eten klotst uit elke porie van de keukencrew. Ook tijdens de lockdown werkt het personeel de klok rond om klanten blij te maken met een broodje mortadella, artisjokken en provolonekaas, spaghetti met zeevruchten, een pizza met truffel of tiramisu.
Chinotto
Volgens mijn buurjongen is koken lang niet het enige wat ze doen. “Ze hebben het heel druk. Ze zijn namelijk flink aan het verbouwen. Ik weet alles van hun plannen. Het wordt heel mooi.” Zeventien is hij nu. Hij kwam al bij Bella Storia toen hij een jaar of twee was. “Toen ik er voor het eerst kwam, vroegen ze wat ik wilde drinken. ‘Chinotto’, zei ik. Ze wisten niet wat ze hoorden. Bijna niemand kent dat drankje.” Dat hij dat iets bittere drankje van de chinotto-vrucht kent, komt omdat hij half-Italiaans is en hij ontelbare keren met zijn vader in Italië is geweest. Na die eerste keer, volgden er meerdere. Zijn liefde voor Bella Storia is in de jaren alleen maar gegroeid. Komt hij met zijn moeder bij ons eten, dan hoopt hij dat wij pizza’s van Bella Storia halen, bij voorkeur die met pittige salami – ‘diavola’. Want: “Ik ben Italiaan. Ik heb vlees nodig.” Natuurlijk krijgt hij wat hij wil. Stralend knipt hij dan met een schaar de pizza’s in gelijke punten. “Zo doen wij Italianen dat.”
Kasteel in Schotland
Vorige week sprak ik hem weer. Hij vertelde me over zijn plannen. Eerst zijn diploma halen en dan naar de koksschool. Hij zag het helemaal zitten. “Je weet toch dat ik dol op eten ben?” Maar dat is niet het enige: het culinaire zit in zijn bloed. Zijn vader was mede-eigenaar van een gerenommeerde ijsfabriek in de Jordaan. “Ik hielp hem vaak. De ene keer met ijsmaken. De andere keer schepte ik ijs in hoorntjes. Als ik door de Jordaan loop, ken ik nog steeds iedereen.” Dat mijn buurjongen een zwak heeft voor de Italiaanse keuken, zal je niet verbazen. Toch lijkt het hem ook wel wat om naar Japan te gaan. “Japanners zijn de hele dag met eten bezig. Ze doen bijzondere dingen.” Uiteindelijk wil hij gaan wonen in het Verenigd Koninkrijk. Londen lijkt hem heel leuk, maar die stad vindt hij ‘veel te duur’. “Voor dat geld kan ik in Schotland een kasteel kopen. Dat lijkt me een beter idee.”
Koksschool
Maar voordat hij het Kanaal oversteekt, heeft hij hier nog het een en ander te doen. “Als ik op de koksschool zit, wil ik stage gaan lopen bij Bella Storia. Dit is het beste Italiaanse restaurant dat ik ken. Iedereen is altijd heel lief voor mij. Ik loop regelmatig langs voor een praatje. Als ik er na school zou kunnen werken, zou dat helemaal te gek zijn.” Ik hoop voor hem dat zijn droom uitkomt. Zijn wens komt recht uit zijn hart. Bovendien verdient hij het: mijn buurjongen heeft een loeigroot hart. Als kind liep hij in de zomer vaak op blote voeten door de straat. Als ik langsliep, zei hij: “Toe maar, trek je schoenen uit. Dat vind jij toch ook lekker?” Toen hij een paar keer snoep en speelgoed over had, vroeg hij of ik iemand kende die dat kon gebruiken. Ook voor zijn moeder is hij hartstikke lief. Hij helpt haar waar hij kan en moedigt haar aan bij alles wat ze onderneemt. Ik kijk ernaar uit om de eerste Bella Storia-pizza van zijn hand te proeven. Ik heb het idee dat die pizza subliem zal zijn.